‘k Voelde me zoals de winter, maar niet de goede versie.
De koude, donkere, eenzame versie.
De warme chocomelk en versgebakken koekjes waren er niet.
Eigenlijk waren ze er wel, maar niet voor mij.
ik wou ze niet,
Ana wou ze niet.

Ana is mijn vriendin, mijn beste vriendin zelfs.
Ik zou niet weten wat ik zonder haar moet.
Oké ja, ze laat me soms slecht voelen.
Ik moet toegeven, het is al een paar keer gebeurd,
maar iedereen zegt soms toch wel eens iets kwetsend?
Het is niet dat ze me pijn doet,
dat doe ik…
… door haar, door wat ze zegt.
Maar ja, ze weet wat goed voor me is.
Ze weet wat anderen van me denken en van me verwachten…
Toch?
Ze is een goede vriendin,
toch?
….
Ik eet steeds minder. Ana zegt dat mensen me meer zouden aanvaarden als ik dunner was.
Mama en papa vinden Ana maar niets, ze zeggen dat ze slecht voor me is.
Ik geloof hen niet. Ana zegt dat ze liegen,
dat ze wel goed voor me is,
dat ze me helpt.
Ik bedoel, ik krijg nu toch zo veel complimentjes over mijn uiterlijk?
Ana vindt dat niet kunnen, ze zegt:
“Je bent nog altijd te dik, te lelijk, eet minder!”
Misschien hebben mijn ouders toch gelijk?
-NEE!-
Oké Ana, je hebt gelijk.
Sorry.

“Emma,
Je hartslag is heel erg traag,
De bloeduitslagen zijn ook heel erg slecht,
En je botten, dat is ook niet goed.
Emma, je hebt anorexia,”
zei de dokter.